Impactberekening levensduurverlenging
1. Overzicht en situering van het onderzoek
1. Overzicht en situering van het onderzoek
1.1. Overzicht van het duurzaamheidsproject
Ophalen, refurbishment en (her)verkoop van kantoormeubilair is een belangrijk onderdeel van het businessmodel van 2ECO. Bedrijven kunnen op hen beroep doen om hun af te danken kantoormeubilair op een duurzame manier te hergebruiken, en zo vernietiging van materiaal te vermijden. Om dit businessmodel verder uit te bouwen, is het belangrijk de klanten inzicht te geven in de positieve milieu-impact van hergebruik en refurbishment. Binnen dit project willen we deze positieve impact meetbaar maken, zodat het effect van de inspanningen meetbaar gemaakt wordt. Wanneer we het kunnen meten, kunnen we het tracken doorheen de tijd, en er op een onderbouwde manier over communiceren en rapporteren.
Om deze impactcommunicatie mogelijk te maken, wordt een aantal cruciale datapunten vastgelegd per productcategorie. Een eerste belangrijk datapunt is de hoeveelheid vermeden afval, uitgedrukt in het aantal kilogram dat niet op de afvalberg terechtkomt. Dit geeft bedrijven direct inzicht in de hoeveelheid materialen die door hergebruik een nieuw doel krijgen en dus niet als afval worden verwerkt. Deze informatie helpt hen te begrijpen welke positieve bijdrage hun beslissing heeft op het milieu en benadrukt de voordelen van samenwerking met 2ECO. Een tweede essentieel datapunt is het vermeden Global Warming Potential. Hiermee wordt duidelijk welke negatieve impact vermeden is door het vermijden van de productie van nieuw materiaal. Daarbij houden we ook rekening van de milieu-impact van hergebruik, zoals bijvoorbeeld, milieu-impact van transport, herstel en vervanging.
Daarnaast nemen we ook onze eigen werking kritisch onder de loep en zoeken we continu naar manieren om onze CO₂-uitstoot te verminderen en onze duurzaamheidsstrategie te versterken. 2ECO is aangesloten bij de Belgische Kamer der Verhuizers (BKV) en neemt actief deel aan een traject waarin de sector werkt aan een uniforme benadering van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Hierdoor bouwen we mee aan een standaard materialiteitsinventarisatie voor de verhuis- en opkoopindustrie. Dit stelt ons niet alleen in staat om te voldoen aan de toekomstige wetgeving, maar ook om transparanter te communiceren over onze impact en klanten beter te ondersteunen bij hun eigen duurzaamheidsdoelstellingen.
1.2. Situering van het onderzoek
Dit onderzoek komt voort uit een dubbele drijfveer: enerzijds de intrinsieke motivatie van 2ECO BV om circulaire economie en levensduurverlenging centraal te stellen in haar bedrijfsstrategie, anderzijds de ondersteuning binnen het kader van de VLAIO-subsidie & financiering: Circulaire Maakindustrie – Levensduurverlenging.
Door deze combinatie van ondernemersgedreven innovatie en wetenschappelijk onderbouwde methodologie kunnen we niet alleen onze eigen processen optimaliseren, maar ook bijdragen aan de bredere transitie naar een circulaire economie. Dit onderzoek stelt ons in staat om praktische inzichten te ontwikkelen, meetbare impact te genereren en de effectiviteit van levensduurverlenging als duurzame strategie te onderbouwen.
1.2.1. VLAIO - Circulaire Maakindustrie: Levensduurverlenging
Via deze oproep konden brede en diverse partnerschappen een aanvraag indienen voor de subsidiëring van een proefproject rond levensduurverlenging in de maakindustrie. Het project moest bijdragen aan de Vlaamse ambitie om te evolueren naar een circulaire economie. In het Vlaams Energie en Klimaatplan wordt de ambitie vooropgesteld om onze materiaalvoetafdruk tegen 2030 met 30% te verminderen en om onze broeikasgasuitstoot tegen 2030 drastisch te verminderen.
1.2.2. Project: Circulair meubilair van kantoren naar bredere doelgroepen
Met het project “circulair meubilair van kantoren naar bredere doelgroepen, in de bissectrice schuilt de meerwaarde van minder materiaal” gaan 3 projectpartners op zoek naar een strategie om de reststroom en opgekochte meubels uit kantoren aan te passen, te herstellen, opnieuw vorm te geven en te herverdelen naar bredere doelgroepen en daarbij een samenwerking aan te gaan waarbij zowel de logistieke keten, maatwerk en een ontwerpproces geïntegreerd worden om het circulair gebruik van materialen en onderdelen verder te verfijnen in een kruisbestuiving tussen ontwerpers en bedrijven in de sociale en circulaire economie. Door de ook moeilijk opnieuw inzetbare meubelstukken en/of onderdelen te herontwerpen blijft een zeer beperkte afvalstroom over en kunnen de objecten opnieuw aangeboden worden voor de inrichting van kantoren, bedrijven en scholen.
Met dit proefproject wensen de partners de efficiëntie van stockbeheer te verhogen en de afvalstromen te beperken door creatief na te denken over een nieuwe inzetbaarheid en te resulteren in een generieke collectie “upcycled” meubels en objecten met het oog op een flexibele en modulaire toepassing.


Links: Overzichtsschema positionering project / Rechts: projectfasering en partners
De 3 partners gaan deze samenwerking aan vanuit hun eigen expertise, waarbij 2ECO zorgt voor de instroom van kantoormeubilair en bedrijfsmaterialen, cuypers&Q architecten met de restproducten aan de slag gaat vanuit een ontwerpproces en De Brug als maatwerkbedrijf.
2. Partners in het onderzoek
2. Partners in het onderzoek
2.1. 2ECO BV
2.2. Cuypers & Q architecten BV
2.3. De Brug vzw - Maatwerkbedrijf

Overzichtsschema positionering van de projectpartners
2.4. Dit onderzoek werd uitgevoerd door SURA Impact
SURA is een duurzaamheidsbureau dat in 2020 werd opgericht met als doel bedrijven te ondersteunen op hun weg naar een duurzame bedrijfsvoering. We geloven dat bedrijven een cruciale rol spelen in de transitie naar een duurzame economie, omdat deze organisaties innovatie, mensen en technologie samenbrengen. We zetten in op nauwe samenwerking met medewerkers, klanten en andere stakeholders om gezamenlijke, gedragen oplossingen te realiseren die bijdragen aan een betere toekomst.
Binnen dit onderzoek heeft SURA de methodiek ontwikkeld, de data verzameld en de analyse uitgevoerd. Die vervolgens verder werd aangevuld en uitgebreid door 2ECO.
3. Motivatie en engagement
3. Motivatie en engagement
3.1. Transparante Rapportage & Voortdurende Verbetering vanuit 2ECO
Omdat rapportage over milieu-impact en circulariteit nog in zijn kinderschoenen staat, zetten wij ons actief in om samen met verschillende partners en experts een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen. Ons doel is om op termijn te komen tot een eenduidige en gestandaardiseerde methode voor het rapporteren van de milieu-impact van hergebruik en refurbishment.
Bij 2ECO nemen we onze verantwoordelijkheid in deze evolutie en engageren we ons om onze data continu uit te breiden en te verfijnen. Door nieuwe inzichten, nauwkeurige metingen en geavanceerde analysemethoden te integreren, zorgen we ervoor dat ons cijfermateriaal steeds betrouwbaarder en transparanter wordt.
We streven naar eerlijkheid en helderheid in communicatie, zodat onze klanten en partners kunnen vertrouwen op de gegevens die we verstrekken. Dit stelt hen in staat om weloverwogen, duurzame keuzes te maken en de ecologische impact van hun beslissingen beter te begrijpen en te onderbouwen.
Onze inzet voor een accurate en wetenschappelijk onderbouwde rapportage is niet alleen een meerwaarde voor onze klanten, maar draagt ook bij aan de bredere transitie naar een circulaire economie met meetbare impact.
3.2. Duurzaamheidstraject BKV & The Ecological Entrepreneur
Daarnaast is 2ECO is aangesloten bij BKV (Belgische Kamer der Verhuizers) en loopt mee in een traject om samen met de andere deelnemers te kijken wat er voor onze sector van belang is m.b.t. de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en welke doelstellingen wij als sector kunnen stellen door:
- Het in kaart brengen van de 'materiële onderwerpen' voor BKV-CBD in lijn met de verplichte regelgeving om een 'standaardniveau' binnen de sector te creëren.
- Het definiëren van de aanpak voor duurzaamheidsverslaggeving (verplicht en vrijwillig) binnen de sector met een Individuele CO2-analyse per bedrijf, als basis voor eigen rapportering aan klanten & leveranciers, banken en een strategie ontwikkelen met focus op duurzaamheidsrapportage, vermindering van de CO2-uitstoot en de algemene duurzaamheidsaspecten (ESG) van de organisaties
- Trainingsprogramma, waarin we leren werken aan onze eigen duurzaamheidsverslaggeving.
- The Ecological Entrepreneur stelt een aanpak voor om BKV-CBD te helpen bij het ontwikkelen van een standaard materialiteitsinventarisatie voor de industrie om te voldoen aan de komende wetgeving (voornamelijk CSRD). Om tot deze standaardinventarisatie te komen is inzicht nodig in de bedrijfsactiviteiten, waardeketen en CO2-uitstoot van bedrijven in de verhuisindustrie
3.3. Eigen engagement binnen 2ECO
Bij 2ECO hechten we groot belang aan duurzaamheid en verantwoord ondernemen. Daarom zorgen we ervoor dat onze eigen werking volledig in lijn is met de CSRD- en ESG-criteria. We hebben ons CSRD-verslag professioneel laten opstellen, waarbij we transparant rapporteren over onze milieu-impact, circulaire strategieën en sociale verantwoordelijkheid.
Daarnaast nemen we onze eigen processen continu onder de loep en blijven we actief zoeken naar manieren om onze impact te optimaliseren en verder te verduurzamen. Door te investeren in data-analyse, efficiëntere workflows en innovatieve hergebruikmethoden, blijven we niet alleen voldoen aan de rapportageverplichtingen, maar zetten we ook steeds nieuwe stappen richting een volledig circulaire bedrijfsvoering.
4. Methodologie
4. Methodologie
4.1. Bepalen datapunten voor de producten van 2ECO

Overzichtsschema bedrijfsbewegingen 2ECO en de te verstrekken informatie
4.1.1 Indicatoren voor professionele klanten
Voor professionele klanten zijn de volgende indicatoren relevant om over te rapporteren en te communiceren:
Vermeden uitstoot (in kg CO₂ equivalent)
De European Sustainability Reporting Standards (ESRS) zijn de richtlijnen voor duurzaamheidsrapportage binnen de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), die bedrijven verplicht om transparanter te rapporteren over hun milieu-, sociale en governance-impact (ESG).
Er kan gerapporteerd worden in het kader van ESRS E1 klimaatverandering-categorie, meer specifiek, ESRS E1.2. die zich richt op vermeden CO₂-uitstoot en klimaatimpact.
Deze rapportage-eis vereist dat bedrijven rapporteren over:
- De verminderde uitstoot van broeikasgassen (CO₂-equivalenten) door het toepassen van duurzame strategieën zoals hergebruik, refurbishing en recycling.
- De impact van bedrijfsactiviteiten op klimaatverandering, inclusief hoe hun producten en diensten bijdragen aan emissiereductie.
- Hoe deze emissiereductie zich verhoudt tot de doelstellingen van de EU en het Parijsakkoord.
Glossary 1: Global Warming Potential (GWP) is een maatstaf die de impact van broeikasgassen op de opwarming van de aarde uitdrukt. Het geeft weer hoeveel warmte een bepaald gas vasthoudt in de atmosfeer over een bepaalde periode (meestal 100 jaar) in vergelijking met koolstofdioxide (CO₂), dat als referentie wordt gebruikt.
Waarom is GWP belangrijk?
GWP helpt ons begrijpen hoe schadelijk iets is voor het klimaat, vergeleken met CO₂. Het maakt het mogelijk om verschillende broeikasgassen met elkaar te vergelijken, zoals methaan (CH₄) of lachgas (N₂O). Een hoger GWP betekent dat een gas meer bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Bijvoorbeeld:
- CO₂ heeft een GWP van 1.
- Methaan (CH₄) heeft een GWP van ongeveer 28–36.
- Lachgas (N₂O) heeft een GWP van ongeveer 265–298.
Glossary 2: Kg CO₂ Equivalent (kg CO₂ eq) is de eenheid waarin GWP wordt uitgedrukt. Het geeft de impact van verschillende broeikasgassen weer als een hoeveelheid CO₂ die dezelfde opwarmingspotentie heeft. Bijvoorbeeld: Een emissie van 1 kg methaan wordt omgezet naar 28–36 kg CO₂ eq, afhankelijk van de tijdshorizon.
Afval vermindering (in kg)
Er kan gerapporteerd worden over de reductie van afval in kader van Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) rapportage voor European Sustainability Reporting Standard (ESRS) E5.2: Resource use and Circular Economy.
ESRS E5 richt zich op resourcegebruik en circulariteit, en ESRS E5.2. specifiek op afvalvermindering en hergebruik. Dit omvat:
- Meting en rapportage van afvalstromen, inclusief hoeveel afval wordt voorkomen, hergebruikt, gerecycleerd of verwijderd.
- De strategieën die een bedrijf toepast om afvalreductie en circulariteit te bevorderen binnen zijn productie- en bedrijfsprocessen.
- Hoe deze strategieën bijdragen aan duurzaam grondstoffenbeheer en de doelstellingen van de circulaire economie binnen de EU.
4.1.2 Indicatoren voor bedrijven actief in kantoorinrichting
BREEAM (Building Research Establishment Environment Assessment Methodology)
- MAT 1: Life cycle impacts: 5 BREEAM-punten zijn beschikbaar voor items die ter plaatse worden hergebruikt. Meubilair is opgenomen als een van de potentiële elementen die kunnen worden hergebruikt.
- Wst 01: Project Waste management: moedigt projecten aan om de efficiëntie van hulpbronnen te bevorderen. Projecten krijgen credits voor het minimaliseren van de hoeveelheid afval die per 100 m2 wordt gegenereerd, inclusief meubilair.
- Duurzame inkoop: beloont projecten die duurzamere producten en diensten inkopen volgens een duurzaam inkoopplan
WELL Building Standard (gezondheid en welzijn van mensen)
- Meubilair: concept Beweging: Het bewegingsconcept is ontworpen om fysieke activiteit en ergonomisch comfort te bevorderen.
- V02: Visual and physical ergonomics
- Support Visual ergonomics (instelbare schermhoogte)
- Ensure Desk height flexibility (instelbare bureau hoogte)
- Ensure Seat flexibility (instelbare bureaustoelen)
- Provide standing support (sta stoel, krukken)
- Provide ergonomics education
- V07: Active Furnishings (zit-sta bureaus, dynamische workstations)
4.2. Bepalen van de productcategorieën
De productcategorieën zijn overgenomen uit de bestaande productcategorieën zoals deze door 2ECO worden gedefinieerd en gebruikt. Bij de selectie is bewust gekozen voor de meest voorkomende producten op de tweedehands- en refurbishmentmarkt, met als doel een zo volledig en representatief mogelijke analyse te maken.
De gekozen productcategorieën bieden de beste referenties en leveren de meest waardevolle inzichten en resultaten op voor de impactberekening. Door te focussen op deze categorieën kunnen we de CO₂-besparing en het milieueffect van hergebruik en refurbishment op een onderbouwde en meetbare manier vastleggen. De productcategorieën meegenomen in dit onderzoek zijn:
4.3. Vastleggen referentieproducten per productcategorie & dataresearch
Omdat wij werken met tweedehands en refurbished goederen waarvan vaak geen Environmental Product Declaration (EPD) bestaat, kunnen wij geen directe informatie overnemen. Daarom leggen we per productcategorie meerdere referentieproducten vast. Voor ieder referentieproduct wordt de nodige informatie gehaald uit de EDP. Op basis van deze referentieproducten kunnen we gemiddelde waarden berekenen, die vervolgens toegepast kunnen worden op volledige productcategorieën. Daarnaast herberekenen we deze waarden voor subcategorieën of op productniveau, waarbij we rekening houden met het gewicht voor een nog nauwkeurigere impactanalyse. Momenteel zijn deze berekeningen doorgevoerd op +400 subcategorieën. Naarmate er in de toekomst meer cijfermateriaal beschikbaar wordt (bruikbare EDP's), zullen deze gegevens verder geoptimaliseerd en verfijnd worden, zodat we steeds nauwkeurigere en beter onderbouwde inzichten kunnen bieden.
De EPD geeft alle informatie weer over het product (zoals info over de producent, opbouw, materiaalgebruik, …) en rapporteert ook de resultaten van de levenscyclusanalyse (LCA) die de producent heeft uitgevoerd.
Bij de LCA analyse wordt over de milieu impact van een product gerapporteerd op meerdere categorieën (welke precies is afhankelijk van de norm waar volgens gerapporteerd wordt). Global Warming Potential (GWP) is 1 van deze impactcategorieën, uitgedrukt in kg CO₂ eq.
4.4. Invullen datapunten
4.4.1. Global Warming Potential (in kg CO₂ eq.)
De vermeden milieu-impact wordt berekend door de milieu-impact van het referentieproduct (zoals beschreven in de EPD) te verrekenen met de impact van de refurbishment-acties en het transport. Concreet betekent dit dat de totale impact van een nieuw product, zoals weergegeven in de EPD, wordt verminderd met de milieu-impact van de refurbishment-acties en het transport van het refurbished product. Het resultaat is de gemiddelde vermeden impact, oftewel de hoeveelheid voorkomen CO₂-uitstoot en afval door de keuze voor een hergebruikt product in plaats van een nieuw product.
Dit proces biedt een helder inzicht in de duurzaamheidswinst. Door de volledige productieketen van een nieuw product – zoals grondstofwinning, productie en distributie – te vermijden, wordt de milieu-impact aanzienlijk verminderd. Het refurbishmentproces genereert slechts een fractie van de oorspronkelijke impact, en bij hergebruik zonder bewerking is er nagenoeg geen extra milieu-impact, wat leidt tot substantiële besparingen.
Bij de aankoop van meerdere hergebruikproducten kunnen de verschillende impactcategorieën worden opgeteld, om zo het totale resultaat van het project te bepalen. In een volledig kantoorinrichtingsproject waarbij uitsluitend hergebruikt kantoormeubilair wordt ingezet, kan de gecumuleerde vermeden impact snel oplopen. Dit maakt hergebruik niet alleen een financieel aantrekkelijke optie, maar ook een krachtige stap richting een circulaire economie.
In de volgende hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van hoe de verschillende datapunten worden ingevuld.
Bepalen hoeveelheid vermeden uitstoot (in kg CO₂ eq.)
Bij het uitvoeren van de levenscyclusanalyse wordt de impact van het product per fase in de levenscyclus ingedeeld.

De verschillende fases van de levenscyclus van een product
Afhankelijk van de norm wordt gewerkt met de fases upstream – core – downstream, ofwel met de fases A1-3 (product stage) & A4-A5 (construction stage) & B1-B7 (use stage) & C1 – C4 (end of life stage) & D (other supplemetary information).

Tabel: rapportage volgens upstream-core-downstream model

Tabel: rapportage volgens EN15804 modules

Tabel: mappen van de impactfases
Echter, bij uitvoering van het businessmodel van 2ECO, wordt de overstap gemaakt van de ene gebruikersfase naar de volgende gebruikersfase. De tussenliggende fases (zoals te zien in onderstaand schema) worden vervangen door transport, eventueel herstel en vervanging van materiaal. Hierdoor worden 4 van de 5 fases van de levenscyclus overgeslagen, met uitzondering van de gebruiksfase. Voor niet-elektrische apparaten is de impact in deze fase echter minimaal. Dit laat ons toe om te werken met de volledige hoeveelheid gedeclareerde Global Warming Potential voor niet-elektrische goederen.
Voor elektrische goederen wordt het GWP van de gebruikersfase wel uitgesloten uit de impactberekening, aangezien dit wel een significante invloed kan hebben op het resultaat.

Bepalen hoeveelheid toegevoegde uitstoot (in kg CO₂ eq.)
Een goed voorbeeld is de refurbishment van een bureaustoel. Voor deze categorie zijn de meest voorkomende acties:
- Herstofferen van de zitting en rugleuning: Dit kan in een kleur naar keuze van de klant gebeuren, wat een persoonlijke toets geeft aan het refurbished product. Het vervangen van de bekleding draagt bij aan een vernieuwing van het uiterlijk en het comfort van de stoel.
- Vervangen van de wielen: Hierbij kan de klant kiezen voor harde of zachte wielen, afhankelijk van het type vloer waarop de stoel wordt gebruikt. Dit is een relatief eenvoudige, maar effectieve manier om de functionaliteit van de stoel te verbeteren.
- Volledige mechanische check-up: Dit houdt in dat alle mechanische onderdelen worden nagekeken en indien nodig gerepareerd of vervangen. Denk aan de hoogte-instelling, rugleuning, armleuningen en andere verstelbare functies die de ergonomie en het comfort van de stoel bepalen.
Naast de refurbishment-acties kan ook het transport worden meegenomen in de totale milieu-impact van een refurbished product. Voor de klanten van de webshop wordt met transport geen rekening gehouden. Voor de klanten waarbij materiaal opgehaald wordt, wordt de impact van dit transport op maat berekend.
Het transport omvat zowel de verplaatsing van het meubilair van de oorspronkelijke locatie naar de werkplaats van 2ECO als de levering van het opgeknapte product aan de klant.
4.4.2. Grondstof besparing (in kg)
De hoeveelheid gebruikte grondstoffen per product wordt steeds vermeld in de Environmental Product Declaration (EPD). Indien deze informatie niet in de EPD is opgenomen, werd ze rechtstreeks opgevraagd bij de leverancier.
Deze waarden zijn vervolgens herberekend per subcategorie (meer dan 400 in totaal), waarbij we gebruikmaken van de minimum- en maximumgewichten van producten binnen elke subcategorie. Op basis daarvan berekenen we een representatief gemiddeld gewicht, dat als basis dient voor verdere impactanalyses.
4.4.3. Afval vermindering (in kg)
Idem grondstof besparing:
De hoeveelheid gebruikt materiaal per product wordt steeds vermeld in de Environmental Product Declaration (EPD). Indien deze informatie niet in de EPD is opgenomen, werd ze rechtstreeks opgevraagd bij de leverancier.
Deze waarden zijn vervolgens herberekend per subcategorie (meer dan 400 in totaal), waarbij we gebruikmaken van de minimum- en maximumgewichten van producten binnen elke subcategorie. Op basis daarvan berekenen we een representatief gemiddeld gewicht, dat als basis dient voor verdere impactanalyses.
4.4.4. Volume vermeden afval (in m³)
In onze eigen productdatabase hebben wij intussen een schat aan informatie verzameld, waaronder de afmetingen van elk product dat ooit via 2ECO is verwerkt. Op basis van deze data hebben wij per product-subcategorie de gemiddelde breedte, diepte en hoogte bepaald.
Deze afmetingen werden vervolgens verrekend met een coëfficiënt, afhankelijk van hoeveel ruimte het product effectief inneemt bij optimale stapeling. Zo kunnen we op een realistische en onderbouwde manier inschatten hoeveel volume een bepaalde meubelcategorie vertegenwoordigt binnen een project.
4.5. Lijst met referentieproducten
Het overzicht omvat alle productcategorieën, subcategorieën en de bijbehorende onderzochte producten. Voor elk onderzocht product is de Environmental Product Declaration (EPD) beschikbaar. Deze verklaring bevat gedetailleerde informatie over het product, waaronder producentgegevens, opbouw, materiaalgebruik, en de resultaten van de levenscyclusanalyse (LCA) die door de producent is uitgevoerd.
Alle relevante gegevens zijn zorgvuldig gefilterd en samengebracht in een tabel, waarop de berekeningen per productcategorie zijn gebaseerd. Deze uitgebreide lijst met referentieproducten, bijbehorende EPD’s en aanvullende informatie is ter inzage beschikbaar op ons kantoor.
5. Aanvullende data voor projectberekeningen
5. Aanvullende data voor projectberekeningen
5.1. Transportberekeningen (in kg CO₂ eq./tkm of kg CO₂ eq./km)
- Voor transporten hanteren wij de WTW-emissies: dit zijn alle broeikasgasemissies die vrijkomen bij de productie, transport, verwerking en distributie van de brandstof die door het voertuig wordt verbrand. Well-to-wheel-emissies kunnen worden onderverdeeld in:
- Well-to-tank (WTT) emissies – De uitstoot die ontstaat tijdens de winning, raffinage en distributie van de brandstof tot aan de tank van het voertuig.
- Tank-to-wheel (TTW) emissies – De uitstoot die vrijkomt tijdens de verbranding van de brandstof in het voertuig.
- Opmerking: Well-to-wheel-emissies sluiten de uitstoot van de productie van het voertuig uit, evenals niet-uitlaatgerelateerde emissies, zoals slijtage van remmen of banden.
- Wij hanteren de WTW-emissie omdat die net zoals bij de bedrijfsgoederen het meest volledige beeld van grondstofwinning, productie t.e.m. de verbruiksfase weergeeft.
- Voor ladingen waar het gewicht erg variabel of erg van belang is gebruiken wij CO₂e/tonkilometer. D.w.z. de CO₂e-uitstoot om 1 ton lading te verplaatsen over 1 km, de gehanteerde uitstoot-cijfers hangen af van het type voertuig en het soort lading (vb: een lading van 2 ton over 100km zal dus genoteerd worden als 2x100 x CO₂e/tkm-coëfficiënt).
- Voor andere transporten hebben we het gemiddelde gewicht reeds verwerkt en wordt dus enkel gerekend met CO₂e/km.
- Wij hanteren de cijfers van 'licht transport' (circa < 0,4 kg/liter in laadruim) voor de meubel- en apparatuur transporten.
- Voor afvaltransport gebruiken wij de cijfers van 'middelzwaar transport' (circa 0,4-1,3 kg/liter in laadruim). De reden voor deze uitsplitsing is dat eenzelfde voertuig in een lichte transporttoepassing slechter benut wordt qua gewicht, wat leidt tot een hogere CO₂-uitstoot per tonkilometer.
- Ook voor elektrische voertuigen hanteren wij de WTW-emissies en wordt het gemiddelde kWh-verbruik/km verrekend met de gemiddelde CO₂-uitstoot/kWh die gepaard gaat met elektriciteitsproductie in België.
Alle exacte cijfermateriaal waarop onze berekeningen zijn gebaseerd is samengebracht in een tabel. Deze tabel met alle bronnen en verwijzingen naar studies en aanvullende informatie is ter inzage beschikbaar op ons kantoor.
5.2. Afval en recyclage (in kg en kg CO₂ eq.)
De correcte sortering en recyclage van de verschillende afvalstromen draagt bij aan een vermindering van de CO₂-uitstoot. Gerecycleerd materiaal wordt na verwerking opnieuw ingezet als nieuwe grondstof of, indien hergebruik niet mogelijk is, verbrand voor energieproductie. Hierdoor wordt de noodzaak voor het delven, verwerken en transporteren van primaire grondstoffen grotendeels vermeden.
Om een eerlijke vergelijking tussen recycling en verbranding mogelijk te maken wordt bij beiden de vermeden emissies inbegrepen. Bij verbranding gaat het om vermeden emissies door opgewekte energie; dit vermijdt conventionele elektriciteit en warmte opgewekt met aardgas. Bij recycling gaat het om vermeden emissies door verkregen recyclaten, wat de productie primair materiaal vermijdt.
Alle exacte cijfermateriaal waarop onze berekeningen zijn gebaseerd is samengebracht in een tabel. Deze tabel met alle bronnen en verwijzingen naar studies en aanvullende informatie is ter inzage beschikbaar op ons kantoor.
5.2.1. Toelichting
Berekeningen bij recyclage
Bij recyclage wordt de CO₂-winst door het hergebruik van grondstoffen steeds verrekend met de uitstoot die het recyclageproces zelf veroorzaakt. In deze berekeningen is die procesuitstoot reeds inbegrepen.
Het weergegeven resultaat toont dus het netto CO₂e-effect van recyclage: een balans waarbij zowel de klimaatwinst door materiaalterugwinning als de impact van het recyclageproces zelf zijn meegenomen.
Berekeningen bij verbranding
De CO₂-balans bij verbranding met energieterugwinning wordt bepaald door twee factoren: De CO₂-uitstoot van het materiaal zelf bij verbranding en de vermeden uitstoot door de opgewekte energie, die anders via fossiele (grijze) bronnen zou geproduceerd worden. De netto klimaatimpact van verbranding hangt dus sterk af van het type materiaal:
- Materialen met een hoge CO₂-uitstoot en een lage energetische waarde (kunststoffen als Polyamide en Polyurethaan) leveren relatief weinig energieterugwinst en komen daardoor uit op een positieve CO₂-balans (dus klimaatschadelijk).
- Materialen met een lagere CO₂-uitstoot en hoge energie-opbrengst (zoals hout en zelfs kunststoffen als Polypropyleen) kunnen in sommige LCA-benaderingen als CO₂-neutraal of zelfs CO₂-negatief worden beschouwd. Dit is vooral het geval wanneer de verbranding fossiele energiebronnen vervangt.
Hou er wel rekening mee dat hoewel sommige materialen bij verbranding met energieterugwinning een negatieve of neutrale CO₂-balans kunnen vertonen, dit nog steeds betekend dat:
- het materiaal verloren gaat,
- er geen grondstoffen behouden blijven voor hergebruik of recyclage
- Zelfs als de CO₂-winst door energieterugwinning in de cijfers positief lijkt, is dat eenmalig, terwijl materiaalhergebruik meermaals CO₂-winst kan opleveren.
- Er ontstaat mogelijk opnieuw vraag naar virgin materialen, wat upstream nieuwe CO₂-uitstoot veroorzaakt.
Juist perspectief
5.2.2. Houtafval
Hoewel verbranding van hout in sommige LCA-berekeningen een grotere vermeden CO₂-uitstoot oplevert dan recycling, is dat voornamelijk te wijten aan de relatief lage vermeden impact die aan houtrecycling wordt toegekend. Gerecycled hout vervangt namelijk nieuwe houtsnippers, en vermijdt daarmee enkel de emissies die gepaard gaan met de productie ervan – een proces met een beperkte klimaatimpact.
Tegelijk wordt in LCA-regels aangenomen dat de CO₂-uitstoot bij de verbranding van hout geen netto toename van atmosferische CO₂ veroorzaakt, aangezien de bomen deze CO₂ eerder al uit de lucht hebben opgenomen. Dit leidt ertoe dat de klimaatimpact van houtverbranding in analyses vaak als neutraal wordt beschouwd.
Toch is deze benadering niet onomstreden. Er bestaat steeds meer kritiek op de rekenregels rond biogene CO₂. In de praktijk komt er bij de verbranding van hout wel degelijk CO₂ vrij, terwijl bij recycling dat biogene CO₂ nog tijdelijk opgeslagen blijft. Dit voordeel van recycling, en het nadeel van verbranding, wordt momenteel niet correct weerspiegeld in LCA-resultaten. Daarnaast draagt houtrecycling, dat vertrekt van biotische bronnen, bij aan het vermijden van andere milieueffecten, zoals die gelinkt aan bosbouw, landgebruik en biodiversiteit.
Belangrijk is ook dat hout in principe meerdere keren gerecycled kan worden. Elke cyclus levert opnieuw klimaatwinst op. Uiteindelijk kan het hout nog steeds verbrand worden, maar dan na meerdere gebruikscycli. Door meteen te verbranden gaat die potentiële meerwaarde verloren na slechts één cyclus.
Om die reden beschouwen wij houtrecycling als een duidelijk gunstiger optie dan directe verbranding. Het maximaliseert de materiaalwaarde én de klimaatwinst over meerdere levensfases, hoewel dit dus niet direct zal reflecteren in het cijfermateriaal.
Houtafval TYPE A (recyclage)
Dit omvat o.a. vol hout, plankenhout, bv. paletten etc. Dit hout wordt voor versnippering en persing eerst nog eens extra gesorteerd op fouten en andere restmaterialen waarna het geperst en hergebruikt wordt als plaatmateriaal.
Wij gaan bij houtafal type A in onze berekeningen steeds uit van recyclage.
Houtafval TYPE B (verbranding)
Hieronder vallen de meeste bureaubladen, formica, spaanplaat, houtverbindingen met lijm enz. Dit materiaal wordt voornamelijk gebruikt als brandstof voor energie-opwekking.
Wij gaan bij houtafal type B in onze berekeningen dus steeds uit van verbranding voor energieopwekking.
5.2.3. Metaalschroot
kan tot 100% gerecycleerd worden na het sorteren. Kan omgesmolten worden om dan weer te worden ingezet als nieuwe metalen toepassingen.
CO₂ emissie voor het recycleren van metaal werd berekend op basis van het totale opgehaalde metaalschroot verrekend met
- de totale uitstoot voor transporten en het verwerken (recyclen) van het metaalschroot
- de vermeden uitstoot omdat het metaal gerecycled wordt en er dus nood voor nieuwe grondstoffen vermeden wordt.
- wij gebruiken hier globale cijfers in functie van de verhouding waarin de verschillende soorten metaal (staal bovensoort, staal ondersoort, aluminium, rvs, etc) jaarlijks gerecycleerd worden.
5.2.4. Glasafval
Recycling van glas resulteert in zowel hogere emissies als hogere vermeden emissies dan verbranding van glas.
- Door de grote hoeveelheid vermeden emissies bij de productie van nieuw glas, resulteert recycling van glas uiteindelijk in een netto negatieve klimaatimpact. Met andere woorden: het recycleren van glas vermijdt meer uitstoot dan het zelf veroorzaakt, waardoor het per saldo een positieve bijdrage levert aan het klimaat.
- De klimaatimpact van de verbranding van glas is positief (dus belastend), omdat bij het verbranden van glas geen emissies worden vermeden. Glas is immers niet brandbaar, waardoor het geen energie oplevert zoals hout of kunststof dat eventueel wel doet. De emissie die aan glas wordt toegerekend bij verbranding komt dan ook volledig voort uit het transport en het energieverbruik van de afvalverbrandingsinstallatie zelf. Hierdoor draagt glas in de verbrandingsfase bij aan de totale CO₂-uitstoot, zonder dat daar een vermeden milieuwinst tegenover staat.
Wij gaan bij glas steeds uit van recyclage omdat dit ook de meest gangbare techniek is wanneer het glas reeds gesorteerd werd. (verbranding zal eerder plaatsvinden wanneer het glas bij restafval terecht komt).
5.2.5. Restafval
Restafval zal integraal verbrand worden ter opwekking van energie. Hierbij komt uiteraard CO₂ vrij, maar deze uitstoot ligt nog steeds lager dan bij energieopwekking d.m.v. grijze stroom (op basis van fossiele brandstoffen, rekening houdend met de uitstoot bij het delven, transporteren en de geproduceerde uitstoot bij verbranding).
- Netto CO₂-impact: Wanneer zowel de directe CO₂-uitstoot als de vermeden emissies door energieterugwinning en worden meegenomen, kan de netto CO₂-uitstoot aanzienlijk worden verminderd. In sommige gevallen compenseert de vermeden uitstoot bijna volledig de directe emissies, afhankelijk van de efficiëntie van de verbrandingsinstallatie en de samenstelling van het afval.
- We maken hier geen vergelijking met het storten van restafval. Als we de broeikasgassen (vnl. methaan) die vrijkomen bij het storten van restafval zouden meenemen zou dit de cijfers nog vele malen positiever laten ogen maar daar dit minder en minder gangbaar is in België (in Vlaanderen wordt anno 2022 minder dan 2% van het afval gestort) zou dit een vertekend beeld geven.
5.2.6. Kunststoffen
Bij kunststoffen gaat het in de meubelindustrie veelal over Polypropyleen (PP) voor de zitschelpen van bureaustoelen en kantinestoelen - en polyamide (PA, Nylon) en polyurethaan (PU, meestal in schuimvorm) in alle gestoffeerde meubels zoals bureaustoelen en zetels.
Uit de meeste onderzoeken blijkt dat er bij het verbranden van kunststof in Afval Verbrandings Installaties (AVI's) steeds meer CO₂ vrijkomt dan er CO₂-winst is door de energieproductie. Uiteraard draagt recyclage dus altijd de voorkeur, jammer genoeg is dit tot op vandaag nog niet voor alle soorten kunststoffen haalbaar en/of rendabel. We maken daarom in onze cijfers een onderscheid tussen Polypropyleen (PP) waar we zeker van zijn dat het gerecycleerd wordt en de kunststoffen waar we vanuit gaan dat ze verbrand worden.
Polypropyleen (PP) (recyclage)
Goed recycleerbaar: mechanisch, breed toepasbaar
vaak gemonteerd met metaal of andere kunststoffen, of verkleurd/verouderd, waardoor het moeilijk te scheiden is. Daardoor belandt PP uit meubilair vaak in de verbranding, tenzij het zoals bij 2ECO afkomstig is van homogene stromen (bv. bij grote batch-vervangingen).
- Toepassingen: Stoelen, krukken, stapelbare meubels, rugleuningen
- Voordelen: Licht, sterk, goedkoop, goed recycleerbaar
- Kenmerk: Vaak gebruikt voor monoblok stoelen of flexibele ruggen
- Verbranding: relatief lage uitstoot bij verbranding.
We gaan er bij PP steeds vanuit dat het gerecycleerd wordt en als grondstof voor nieuwe producten kan dienen. De CO₂-winst komt dus voort uit de besparing op nieuwe grondstoffen. De uitstoot bij inzameling, sortering en recyclage is reeds verrekend in dit getal. We rekenen hier het verschil met de CO₂-uitstoot bij verbranding niet mee omdat de kans groot is dat het uiteindelijk na meerdere recyclagecyclussen toch bij verbranding beland.
Polyamide (PA, ook bekend als nylon)
Beperkt recycleerbaar: moeilijk te recycleren, duur en energieintensief
In kantoormeubilair komt polyamide vaak voor in wieltjes, structuurelementen in stoelen en verbindingsonderdelen. Dit is vaak composietmateriaal (versterkt met glasvezel) of verlijmd/gemonteerd, wat recyclage bemoeilijkt.
We gaan er bij PA uit onze sector dus vanuit dat het verbrand zal worden met energieterugwinning.
- Toepassingen: Wieltjes van bureaustoelen, verbindingselementen, sterke structuren
- Voordelen: Slijtvast, sterk, goede schokbestendigheid
- Kenmerk: Wordt vaak gecombineerd met glasvezel voor extra sterkte
- Verbranding: PA (nylon) is fossiel-gebaseerd en energie-intensief, met relatief hoge uitstoot bij verbranding.
Polycarbonaat (PC)
Beperkt recycleerbaar: technisch mogelijk maar weinig toegepast
Transparant polycarbonaat vergeelt en verslechtert bij langdurig gebruik en is bijgevolg minder aantrekkelijk als recyclaat. Wordt vaak in één stuk gegoten en is moeilijk te demonteren of sorteren. Komt niet vaak voor in bulk in afgedankte meubelen - geen efficiënte inzamelstromen.
We gaan er bij PC dus vanuit dat het verbrand zal worden met energieterugwinning.
- Toepassingen: Transparante of semi-transparante stoelen (bv. designstoelen)
- Voordelen: Hoge slagvastheid, helder, duurzaam
- Kenmerk: Vaak gebruikt in designmeubels
- Verbranding: PC is fossiel-gebaseerd; verbranding leidt tot CO₂-uitstoot zonder energiewinst uit materiaalstructuur.
Acrylonitril-butadieen-styreen (ABS)
Matig recycleerbaar: mechanisch mogelijk, weinig gesorteerd
In meubelen (zoals onderdelen van bureaustoelen, leuningen, schalen) wordt ABS vaak gebruikt in combinatie met verf, lijm of metaalinserts, wat recycling bemoeilijkt. Er is ook geen aparte inzamelstroom voor ABS uit post-consumer meubilair. Dus: we gaan er bij ABS vanuit dat het verbrand zal worden met energieterugwinning.
- Toepassingen: Kunststof delen van bureaustoelen, behuizingen, leuningen
- Voordelen: Stevig, licht glanzend oppervlak, goed te bewerken
- Kenmerk: Vaak gebruikt in onderdelen met visuele of tactiele afwerking
- Verbranding: resulteert in relatief hoge CO₂-uitstoot.
Polyurethaan (PU)
Beperkt recycleerbaar: moeilijk en vaak niet rendabel
PU is thermoset (geen thermoplast), wat wil zeggen dat het niet gesmolten kan worden en dus niet mechanisch recycleerbaar is zoals PP of PE. Chemische recyclage is mogelijk (bijv. glycolyse), maar dat is complex, energie-intensief en nog nauwelijks commercieel toegepast. PU uit meubilair wordt nagenoeg altijd verbrand.
- Toepassingen: Zit- en rugkussens, zachte armleuningen
- Voordelen: Comfortabel, flexibel, vormbaar
- Kenmerk: Vaak in schuimvorm, moeilijker recycleerbaar
- Verbranding: relatief hoge CO₂-uitstoot.
Polyvinylchloride (PVC)
Beperkt recycleerbaar: mogelijk maar milieubelastend
PVC in meubels komt vaak voor als bekledingsfolie (soft PVC) op bijvoorbeeld bureaustoelen, panelen of randen. Dit type PVC is vaak gecombineerd met textiel, lijm of schuim, waardoor het moeilijk scheidbaar en minder recycleerbaar is. In zulke gevallen wordt het meestal verbrand met energieterugwinning of gestort.
We gaan er bij PVC uit onze sector dus vanuit dat het verbrand zal worden met energieterugwinning.
- Toepassingen: Bekleding van stoelen, tafels, randafwerkingen
- Voordelen: Slijtvast, waterbestendig, makkelijk schoon te maken
- Kenmerk: In folie- of leerlook gebruikt voor goedkope of duurzame afwerkingen
- Verbranding: PVC bevat chloor, wat dioxines kan vormen bij verbranding – speciale filtering vereist.
5.2.7. Bureaustoelen
Het grootste aandeel van bureaustoelen die wij verkrijgen zijn direct of na light refurbishing terug herinzetbaar. Van het aandeel dat niet herstelbaar is, worden de meest gangbare modellen ontmanteld en her-samengesteld tot onderdelen die worden gebruikt om Wij hebben een apart kanaal voor onbruikbaar bureaustoelen. De vermeden CO₂-uitstoot door ontmanteling en recyclage van een bureaustoel hangt af van verschillende factoren, zoals de materiaalsoort, de mate van recycling, en de energie die nodig is voor verwerking.
Wij analyseerden enkele van de meest gangbare bureaustoelmodellen en bekeken de voornaamste materialen waaruit de bureaustoelen bestonden en bepaalden hun percentuele aandeel in het totale product. Deze materiaalfracties werden vervolgens toegewezen aan de bijbehorende afvalcategorieën (zoals metaal, kunststof, textiel, enz.). Van elke afvalcategorie is de bijbehorende CO₂-uitstoot of -besparing per kg bekend, afhankelijk van de verwerkingsmethode (recyclage of verbranding).
Daarna nemen we het gemiddelde gewicht van een bureaustoel en verdelen dit volgens de eerder bepaalde materiaalpercentages. Elk deelgewicht wordt vermenigvuldigd met de kg CO₂e per kg van de overeenkomstige afvalcategorie. De som van deze berekeningen geeft ons de gemiddelde klimaatimpact (in kg CO₂e) van het recycleren (of verbranden) van een bureaustoel. Dit vormt de basis voor het bepalen van de netto milieu-impact bij einde levensduur.
5.3. Hergebruik vs recyclage (of verbranding)
Het is belangrijk om de zaken in het juiste perspectief te plaatsen. Hoewel correcte recyclage leidt tot een CO₂-besparing, heeft hergebruik altijd de voorkeur, omdat de CO₂-winst bij hergebruik aanzienlijk groter is. Hoeveel efficiënter hergebruik is ten opzichte van recyclage of verbranding, hangt sterk af van de gebruikte materialen. Hieronder enkele voorbeelden ter illustratie waarbij we ook toelichten waarom storten absoluut geen optie is.
Hoge melamine schuifdeurkast (±60 kg):
Hergebruik bespaart ongeveer 158 kgCO₂e ten opzichte van nieuwe productie.
Melamine wordt meestal geclassificeerd als houtafval type B, waarbij verbranding voor energieopwekking de meest gangbare optie is. Dit zou echter slechts een besparing opleveren van 21,6 kgCO₂e.
- Hergebruik is in dit geval dus 86% efficiënter dan verbranding.
- Bij het storten van gemengd houtafval type B op een stortplaats zonder methaanopvang kunnen aanzienlijke hoeveelheden methaan (CH₄) vrijkomen, een broeikasgas dat 25 keer krachtiger is dan CO₂ in termen van klimaatimpact. Het spreekt vanzelf dat storten dus geen verantwoorde optie is.
Gemiddelde bureaustoel (±16 kg)
Bij hergebruik wordt ruim 108 kgCO₂e bespaard. Als de stoel eerst wordt ontmanteld, gerecycleerd en deels verbrand, levert dit slechts een besparing van 15,8 kgCO₂e op.
- Hergebruik is hier dus maar liefst 85% efficiënter dan recyclage.
- Plastics zijn zeer stabiel en breken nauwelijks af op stortplaatsen, wat resulteert in minimale directe broeikasgasemissies. Dit betekent echter wel een verlies aan waardevolle materialen die anders gerecycled hadden kunnen worden. Daarnaast kan langdurige blootstelling aan UV-straling, vocht en mechanische slijtage leiden tot fragmentatie van plastics in microplastics, die vervolgens in het milieu terechtkomen en bijdragen aan plasticvervuiling.
Hoge metalen roldeurkast (±60 kg)
Hergebruik voorkomt de uitstoot van 194 kgCO₂e. Volledige recyclage van het metaal zou een besparing van 115 kgCO₂e opleveren.
- Hergebruik is in dit geval ‘slechts’ 40% efficiënter, omdat metaal een zeer hoge terugwinningswaarde heeft bij recyclage.
- Metaal corrodeert in plaats van biologisch af te breken, wat resulteert in minimale directe broeikasgasemissies op stortplaatsen. Toch is metaalproductie extreem energie-intensief, waardoor zowel hergebruik als recyclage cruciaal zijn om de CO₂-impact te verlagen.